Terugblik
Het is nu bijna vier jaar geleden dat John en ik voor de tweede keer een slecht nieuws gesprek te verwerken kregen. Ik zie me nog zitten wachten in het ziekenhuis, op die stoel met uitzicht op de lagere verdiepingen, in zalige onwetendheid van wat mij te wachten stond!
Was er de eerste keer vrijwel meteen uitzicht op een goede afloop van zijn ziekte, nu bleek dat totaal anders te zijn.
We moesten ons voorbereiden op zijn afscheid en ik kon het niet. Ik had een man die zijn lot aanvaardde en geen dag heeft geklaagd. Die probeerde mij op alle mogelijke manieren tot steun te zijn. Dat bezorgde me, bovenop al het verdriet en de stress, ook een schuldgevoel.
Ik moest er toch juist voor hem zijn? Gelukkig waren er een heleboel mensen die er zowel voor hem als voor mij waren. Iedereen verzekerde mij dat ik ook dapper was en dat ze het allemaal konden begrijpen. Toch heeft het lang geduurd voor ik mij kon verzoenen met mijn eigen rol in alles wat er die laatste drie maanden van zijn leven is gebeurd.
Van mijn zelfbeeld bleef in die tijd weinig over. Dat geeft, achteraf gezien, vooral aan hoe hoog ik de lat voor mezelf legde.
Het doet me denken aan een uitspraak van Sören Kierkegaard, die ik ooit las: ‘Het leven kan alleen achterwaarts worden begrepen, terwijl we het voorwaarts moeten leven.’
Door er meer van te gaan begrijpen heb ik de afgelopen jaren geleerd om wat aardiger voor mezelf te zijn, wat positiever over mijzelf te denken, en meer tevreden met wie ik ben. Om te aanvaarden dat ik ook maar een mens ben.
Zo sta ik mezelf nu bijvoorbeeld toe om te kiezen voor dingen die mijn leven leuk maken.
Als ik een slechte dag heb zoek ik naar iets waar ik vrolijk van word. Iets waarvan ik kan genieten. Dat kan iets simpels als een bloemetje van de markt zijn, het kopen van een boek, of een film kijken die me opfleurt. Of ik bel of app een vriendin om iets af te spreken of gewoon voor een praatje.
Psychotherapeute Julia Samuel schreef een boek met de titel: ‘This too shall pass’. (Ook dit gaat voorbij) Zij beschrijft hierin allerlei traumatische gebeurtenissen die mensen meegemaakt hebben en hoe ze daar – met haar hulp- mee om leerden gaan.
Het is een eenvoudige zin met een diepe betekenis. Alles gaat voorbij. Het kan nog zo vreselijk zijn maar dat blijft het niet. Relativeren kan enorm helpen als je wordt overweldigd door wat je hebt meegemaakt.
Ook mooie momenten gaan voorbij, voor ons soms te snel, maar we kunnen nog lang teren op wat we beleefden. Ik merk dat ik nu ruimte krijg om de mooie momenten met John te herbeleven en dat geeft vreugde. Er zijn zoveel dingen gebeurd in ons leven, ik ben nog lang niet uitbeleefd.
En de slechte tijden, die gaan dus uiteindelijk voorbij. Dit is niet een verhaal van eind goed, al goed. Integendeel, dat zou goedkoop zijn. Het typische einde van een B-film.
Ik stel me mijn leven toch echt wel als een A-film voor. Ik ben niet voor niets op deze aardbol. Mijn leven heeft zin en betekenis. Alles wat ik heb meegemaakt wordt onderdeel van wie ik nu ben en van mijn leven zoals het nu is. Verdriet hoort daarbij en vormt er een bestanddeel van.
Het is een gegeven situatie die de basis vormt van waaruit ik nu mijn leven vormgeef.
In een podcast werd over de profeet Elia gesproken, die bij de beek Krith, de hongersnood ten gevolge van de droogte in Israël, overleefde. God zorgde voor hem, maar uiteindelijk droogde ook de beek op en moest er een andere oplossing worden gevonden. Dat vroeg veel van het vertrouwen van Elia.
Bijbelleraar F.B. Meyer zegt hierover: ‘God geeft in ons leven beken die opdrogen, zodat we leren vertrouwen op Hem en niet op wat Hij ons geeft’. We krijgen inderdaad niet altijd wat we graag willen.
Een heel belangrijke beek in mijn leven is opgedroogd en een hele tijd had ik geen uitzicht op een ander watertje om mijn dorst te lessen. Ik leefde in dor land. Vertrouwen op God was voor mij een lange weg en één die moeilijk te hervinden was.
Aan het einde van mijn boek heb ik het verhaal van de vlooien van Corrie ten Boom geplaatst en schoorvoetend God bedankt voor mijn eigen ‘vlooien’.
Daarmee sprak ik mezelf toe, een klein beetje tegen beter weten in maar toch ook hoopvol.
Daarna gebeurde er van alles. Steeds meer mensen lazen mijn verhalen en ervoeren steun of herkenning. Ik kreeg steeds vaker te horen dat ik er iets mee moest doen.
Ik kreeg contact met uitgever Theo, die positief reageerde en mij in het proces van verhalen naar boek, empathisch ondersteunde. Ik belandde in een avontuur dat ik niet voor mogelijk had gehouden en dat nog steeds doorgaat.
Steeds meer levensvreugde kwam terug, beetje bij beetje heroverde ik mijn leven. Weliswaar een ander leven, maar wel een goed leven. En zo voel ik dat nog steeds.
Het is echt mogelijk om verder te gaan. Je moet zelf stappen zetten maar het levert je wel wat op.
Elke dag voel ik mij iets meer heel. Er blijft een gat, een wond, in mijn bestaan maar daaromheen is iets nieuws gegroeid. Als je fysiek wordt aangetast zal je lichaam alles doen om te herstellen. Open wonden groeien dicht, cellen vernieuwen zich, zelfs nieuwe bloedvaten of zenuwbanen worden aangelegd. In ons brein kunnen verwoeste functies soms door een ander deel ervan worden overgenomen.
Verbazend, die levenskracht waarmee we gemaakt zijn. Op mentaal gebied is dat ook zo.
Littekens zijn er en blijven altijd zichtbaar. Ze herinneren ons aan vroeger, toen we nog ‘heel’ waren. Maar dat is niet erg, want langzaam maar zeker worden ze minder pijnlijk en beginnen ze te vervagen. Ze blijven ons altijd herinneren aan wat ons overkwam, maar ervoor in de plaats komt geleidelijk aan dankbaarheid. Dankbaar omdat we het overleefd hebben.
Het schrijven, dat mij zoveel troost en houvast gaf, bleek ook een bron van creativiteit te worden. Er ontstond zowaar een nieuw beekje. Het geeft mijn dagen kleur en een doel.
Het is niet uit de lucht komen vallen want ik was altijd al een schrijver. Maar ik durfde van mezelf niet te zeggen dat ik het echt kon omdat ik me teveel vergeleek met mensen die het, in mijn ogen, nog beter konden.
Dat gevoel is nu zo goed als verdwenen.
Ik las een boek van Julia Cameron over de kunst van het schrijven. (‘Een leven lang schrijven’) Zij geeft handvatten aan schrijvers om verder te kunnen wanneer zij allerlei (vormen van) blokkades ervaren. Daaronder die van mij dus: ik ben niet goed genoeg.
Zij geeft een waardevolle les mee die we allemaal ter harte mogen nemen, ook wanneer we ons op andere manieren uiten dan via schrijven.
Die les is zowel simpel als bemoedigend: Je hoeft niet origineel te zijn want alles is al een keer eerder bedacht en benoemd.
Juist omdát dat zo is, herkennen wij patronen, beelden en gedachten, en die herkenning vinden we prettig. Het geeft ons een gevoel van verbondenheid en saamhorigheid met anderen. We zijn niet meer alleen.
Wees dus niet krampachtig ‘origineel’ maar wees wel authentiek, dat is de tweede les.
Het moet echt vanuit jezelf komen. Dan maakt datgene wat je zegt, schrijft of doet, indruk en wordt het waardevol en interessant. En de grappige paradox is dat je juist daarmee origineel bent in de zin van uniek.
Welnu, authentiek zijn was iets waar ik geen moeite voor hoefde te doen want ik kon niet anders vanuit mijn verdriet.
De waardering die ik ervoor kreeg was balsem voor mijn ziel.
Balsem wil ik ook graag voor anderen zijn via mijn boek en mijn verhalen.
Ik sluit af met Julia’s mantra en sluit mij daar van harte bij aan: ‘Ik vind schrijven heerlijk’.
Herken je dingen of heb je er vragen/opmerkingen over?
Neem gerust contact met me op.